Vrijspraak in de zaak Sharleyne

Op 9 juli 2018 was het dan zo ver: uitspraak in de wel bekende zaak ‘Sharleyne’. Het meisje dat enkele jaren terug overleden werd gevonden, onder aan de flat waar zij woonde. Een treurig verhaal, vooral gezien de details welke later bekend werden. Zo poogde de vader van het meisje al jaren bij verschillende instanties duidelijk te maken dat het niet goed ging, dat de moeder van Sharleyne niet de juiste zorg aan haar dochter bood.

Uiteindelijk kwam het tot een vervolging van de moeder, daar deze er van verdacht werd het meisje van de flat geduwd te hebben en/of haar voor het duwen gewurgd te hebben.

Na zich over de zaak te hebben gebogen heeft de rechtbank de moeder van Sharleyne vrij gesproken. Dit daar zij van oordeel is dat er niet voldoende bewijs is om de moeder te veroordelen.

Wat vinden jullie hier van? Had de rechtbank de moeder van Sharleyne moeten veroordelen?

Lees de gehele uitspraak via de link hier beneden. Hier alvast een citaat uit de uitspraak:

“(…) De rechtbank stelt voorop dat in het algemeen behoedzaam moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen als het gaat om de precieze data waarop gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden, waarbij op het moment dat deze gebeurtenissen plaatsvinden nog niet duidelijk was dat deze later van belang zouden kunnen zijn. Dit geldt temeer als het gaat om verklaringen van getuigen over gebeurtenissen die lang(er) geleden zouden hebben plaatsgevonden.

Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de oprechtheid van de door getuige [getuige 1] op 22 mei 2017 ten overstaan van de politie en nadien bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen -welke verklaringen de rechtbank aanmerkt als onderling consistent-, is de rechtbank van oordeel deze onvoldoende zekerheid bieden om vast te kunnen stellen dat de gebeurtenissen waarover getuige [getuige 1] heeft verklaard (het gesprek tussen moeder en dochter, de bons, en de tikken tegen de reling), zich daadwerkelijk op die wijze hebben voorgedaan, en (vervolgens) dat die gebeurtenissen zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan in de nacht van 8 juni 2015.

Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat niet is kunnen worden vastgesteld dat getuige [getuige 1] zijn verklaring reeds in een eerder stadium, te weten tijdens het door de politie verrichte buurtonderzoek in juni 2015, op die wijze heeft afgelegd. Ook na uitgebreid politieonderzoek in 2017 is niet kunnen worden achterhaald of getuige [getuige 1] in juni 2015 tijdens buurtonderzoek is gehoord. In elk geval is geen proces-verbaal voorhanden van een in juni 2015 gehouden gesprek met getuige [getuige 1] en is

ook overigens in de politiesystemen geen enkele aanwijzing gevonden voor zo’n gesprek. De rechtbank tekent in dit verband voorts aan dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], in 2015 betrokken bij het (recherche)onderzoek als respectievelijk leidinggevende en tactisch coördinator, in 2017 hebben verklaard dat tijdens het buurtonderzoek in 2015 in elk geval de onder-, boven- en naaste buren zijn bezocht door politieambtenaren en dat zij er beslist van op de hoogte zouden zijn gebracht als er een getuige zou zijn geweest die melding had gemaakt van enig rumoer of lawaai in de bewuste nacht.

(…)

Waardering van het bewijs

De rechtbank acht -op basis van voormelde deskundigenverklaringen- onvoldoende wettig bewijs voor verwurging van [slachtoffer 1] en/of het haar -al dan niet aansluitend- over de reling gooien of doen of laten vallen. Tevens geeft het op het t-shirt van [slachtoffer 1] aangetroffen DNA van verdachte geen uitsluitsel over betrokkenheid van verdachte bij de val van [slachtoffer 1]. Daarnaast kan de belastende getuigenverklaring van [getuige 1], naar het oordeel van de rechtbank zoals hiervoor weergegeven, niet voor het bewijs worden gebezigd. Overig forensisch bewijs ontbreekt.”

Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2018:2624

Mw. mr. T.M.M. Plukaard